
Nadat de Romeinen in het jaar 70 na Chr. Jeruzalem hadden ingenomen, brachten ze de beroemde zevenarmige kandelaar naar Rome. De menora werd, samen met andere cultusvoorwerpen uit de tempel, neergezet in de Tempel van de Vrede. Na een brand in 192 werden de voorwerpen, of wat daarvan nog over was, misschien overgebracht naar een andere plek in de stad, maar dat is niet helemaal zeker. In elk geval waren de tempelschatten dankbare voorwerpen voor plunderaars. De Visigoten namen in 410 de Tafel met de Toonbroden mee terwijl de Vandalen zich in 455 ontfermden over de menora, die ze overbrachten naar Karthago.
In 534 veroverde de Byzantijnse generaal Belisarius die stad en de zevenarmige kandelaar was een van de voorwerpen die hij meenam. De historicus Prokopios schrijft in zijn Geschiedenis van de Vandaalse Oorlog 4.9 dat het voorwerp door Constantinopel werd meegedragen tijdens Belisarius’ triomfantelijke intocht. Het zal hebben geleken op het reliëf hierboven, dat toont hoe de menora, na te zijn meegenomen uit Jeruzalem, in triomf door de straten van Rome werd gedragen.
Je moet ingelogd zijn om een reactie te plaatsen.