Afgelopen vrijdag was ’ie er, keurig volgens planning: de proef van het boek dat Vincent Hunink en ik momenteel aan het maken zijn, Het visioen van Constantijn. Als ik tijd vind blog ik morgen over een relevant museumstuk, maar ik schrijf niet zonder reden “als ik tijd vind”, want ik zit dit weekend dus gebogen over de proef. Wat ik overigens een prettig werkje vind. Je ziet je stommiteiten en je krijgt een kans ze te verbeteren: menigeen benijdt je zoiets.
Het betekent echter dat ik vandaag geen “echt” stukje voor u heb. Ik verwijs u daarom naar deze blog, waarin het bericht dat een afdruk van de zegel van de profeet Jesaja zou zijn gevonden, kundig wordt gefileerd. Simpel samengevat: er staat inderdaad JESAJA (maar dat was geen heel erg ongebruikelijke naam) en daarop volgen letters die zich laten lezen alsof er “profeet” staat, NBYI ofwel nabi. Dat was inderdaad een beroep dat je kon hebben, maar de auteur van die andere blog, voor zover ik weet Deane Galbraith, wijst erop dat uit teksten uit Lachis blijkt dat dat woord destijds anders werd gespeld.
Je moet ingelogd zijn om een reactie te plaatsen.