De auteur van een handboek heeft het in één opzicht makkelijk. Hij schrijft voor een publiek van eerstejaarsstudenten die ervoor hebben gekozen een bepaalde studie te doen. Je zou deze doelgroep, omdat ze het belang van het vak niet ter discussie stelt, wetenschapspositief kunnen noemen. Deze welwillende houding heeft als gevolg dat de auteur geen bladzijden hoeft te besteden aan uitleg van waartoe dat vak dient. Hij kan het boek gewoon tjokvol stoppen met conclusies. Dat het handboek dient voor een bepaald vak, geeft bovendien een duidelijke begrenzing. Zo, met een afgebakend vakterrein en een positieve doelgroep, kan een handboek zijn doel dienen: het is de basis voor werkcolleges, waarin studenten leren dat wat een handboekauteur schrijft, wordt tegengesproken door andere geleerden.
Geen consensus
Dat is niet omdat een handboekauteur niet alles weten kan, al speelt ook dat een rol. Veel belangrijker is dat er over veel zaken geen consensus is. Ik lees bijvoorbeeld zojuist dat Filippos II van Macedonië wegens een privéruzie werd vermoord. Misschien is dat zo, maar de voornaamste bron over de moord zegt expliciet dat de moordenaar wegrende naar enkele klaar gezette paarden, meervoud, wat de mogelijkheid opent dat er sprake was van een handlanger, een complot en een politiek motief. Er is dus discussie mogelijk en de auteur van een handboek presenteert alleen zijn eigen keuzes.
Dat is al moeilijk genoeg. Als de handboekauteur het makkelijk heeft door een heldere doelgroep, afbakening en doel, wil dat nog niet zeggen dat het ook in andere opzichten eenvoudig is.