Vragen rond de jaarwisseling (5)

Een van uw vragen leidde naar de schat in het Haarlemmermeer (Rijksmuseum van Oudheden, Leiden)

Stuur uw vragen maar in, schreef ik, en wie weet of ik ze beantwoorden kan rond oud en nieuw. Eerdere afleveringen hier, hier, hier en hier.

22. Vraag via de mail: Vaak stuit ik op de zin “Frisia non cantat”, en die wordt dan aan een Romein toegeschreven – Tacitus, meestal – maar ik kan die zin zelf nergens vinden. Is het een verzinsel van later datum?

Ja, dat is een verzinsel. De regel is inderdaad niet te vinden bij Tacitus, die wél de Friese Opstand noemt. De beschrijving daarvan eindigt met de opmerking dat sinds deze revolte de naam der Friese naam vermaard is.

Het Latijnse gezegde dat Friesland niet zou zingen, duikt op in de achttiende eeuw. Riemer Reinsma heeft het voor tijdschrift Onze Taal uitgezocht en zijn conclusies vindt u hier.

Lees verder “Vragen rond de jaarwisseling (5)”

Kleding op z’n Gallisch

Een man met een mantel die in het Gallisch cucullus heet (Rheinische Landesmuseum, Trier)

Ik heb al eerder over woorden uit het Gallisch geblogd (één, twee), maar dat is geen reden dat niet nog eens te doen. Ik neem voor de aardigheid wat kledingstukken en dan is het beroemdste Gallische woord natuurlijk caracalla. Dat is een soort mantel met een capuchon. De anonieme auteur van de Historia Augusta voegt toe dat het “een tot de enkels reikend kledingstuk” was. Omdat een keizer die eigenlijk Antoninus heette dit kledingstuk populair had gemaakt, zou, nog steeds volgens de Historia Augusta, “het gewone volk in Rome dergelijke caracallae  ook wel antoninianae noemen”. Het schijnt dat dit woord, dat dus Gallisch is, in het Provençaals heeft voortbestaan.

Het Gallische woord voor capuchons was cucullos. Ofwel cagoule in het huidige Frans, wat zoiets als bivakmuts betekent, en ook het Nederlandse woord kovel. We kennen de uitdrukking cucullos overigens – net als caracalla – alleen uit Latijnse teksten, dus er kan vertekening zijn. We kennen wel samenstellingen, zoals bardocucullus, wat de blijkbaar de muts was die een dichter droeg.

Lees verder “Kleding op z’n Gallisch”

“Naar alle kanten het Rijk vergroot” (4)

Septimius Severus (Portret uit Tyrus, nu in het Nationaal Museum in Beiroet)

[Vandaag het laatste van vier blogs over de veldtochten van keizer Septimius Severus (r.193-211), die het Romeinse Rijk bracht tot zijn grootste omvang. Dat dit onder Trajanus zou zijn gebeurd is vooral propaganda van Mussolini. Het eerste deel is hier.]

Zoals gezegd had keizer Severus het Romeinse leger uitgebreid met drie legioenen. I  Parthica en III Parthica bleven in Mesopotamië en het II Parthica werd gestationeerd in Italië, waar het een kamp betrok op de Albaanse Berg ten zuidoosten van Rome. Het diende als strategische reserve. Al vóór Severus in de Tripolitana een nieuw verdedigingsconcept introduceerde, was gebleken dat het traditionele systeem van de limes gebreken vertoonde. Nu de stammen buiten het imperium zich beter organiseerden, slaagden ze er wel eens in door te breken, en omdat alle troepen langs de grenzen waren gestationeerd, konden vijanden zonder veel problemen vér oprukken. Zo hadden tijdens de regering van Marcus Aurelius Germaanse piraten de Vlaamse kust bereikt en grote schade aangericht in bijvoorbeeld Arras, Thérouanne en Bavay. Uit deze en soortgelijke gebeurtenissen bleek dat de oude vorm van grensverdediging aanpassing vereiste.

Het zou te ver gaan te zeggen dat Severus de oplossing vond, maar hij onderkende dat het probleem ten dele samenhing met het feit dat als troepen in de ene sector versterking kregen, andere sectoren verzwakt raakten. Daarom wachtte II Parthica in Italië om in crisisgebieden te interveniëren. De grafstenen van de gesneuvelde soldaten zijn vrijwel overal in het Romeinse Rijk gevonden en zo kan worden vastgesteld dat het legioen van 208 tot 211 deelnam aan Severus’ campagne om het nog onafhankelijke noorden van Brittannië te onderwerpen. In feite was ook dit een defensieve maatregel: as Schotland eenmaal onderworpen en geromaniseerd, dan waren er geen drie kostbare legioenen meer nodig om de Britse provincies te verdedigen. Hoewel Severus zijn legioenen noordelijker voerde dan welke keizer ooit heeft gedaan, moest hij onderkennen dat de Hooglanden niet te veroveren waren.

Lees verder ““Naar alle kanten het Rijk vergroot” (4)”

Misverstand: Romeins burgerrecht

Caracalla (Altes Museum, Berlijn)

Misverstand: Caracalla verleende het Romeinse burgerrecht uit fiscale motieven

Naarmate het Romeinse Rijk langer bestond, gingen de verschillende volken zich steeds Romeinser gedragen – uiteraard met behoud van een zekere regionale identiteit. In 212 verleende keizer Caracalla aan alle vrijgeboren mannen in het imperium het Romeins burgerrecht. Officieel waren alle volken nu opgehouden te bestaan en waren er alleen nog Romeinen, voor wie een zekere rechtsgelijkheid gold. Nooit daarvoor had één rechtsstelsel gegolden voor zeventig miljoen mensen; nooit daarna heeft er één rechtsstelsel bestaan van de Tigris tot de Atlantische Oceaan.

Lees verder “Misverstand: Romeins burgerrecht”

Herodianus

Als een straatventer ben ik rondgegaan om uitgeverijen te overtuigen dat ze echt een vertaling van het geschiedwerk van de Grieks-Romeinse auteur Herodianus moesten publiceren. Het is een van de aardigste teksten uit de oude wereld en er lag al een prachtvertaling door M.F.A. Brok, die weliswaar geactualiseerd moest worden maar ook een degelijke basis vormde voor een opgepoetste heruitgave. Pas toen ik het project voor de tweede keer plugde bij Athenaeum – Polak & Van Gennep, stemde men er daar mee in. Vincent Hunink – full disclosure: ik werk geregeld met hem samen – heeft de vertaling van Brok herzien en het is een prachtige tekst geworden, ingeleid door de Nijmeegse oudhistoricus Olivier Hekster.

Herodianus’ boek heette oorspronkelijk Geschiedenis van het Keizerrijk sinds Marcus Aurelius. De beschreven periode is die van keizer Commodus (r.180-192), het vijfkeizerjaar 193 (ik blogde er al eens over), Septimius Severus, diens ruziënde zonen Caracalla en Geta, een intermezzo ten tijde van keizer Macrinus, vervolgens Heliogabalus en Alexander Severus, generaal-keizer Maximinus en het zeskeizerjaar 238. Deze jaren vormden de nabloei van het vroege Romeinse Rijk. Hierna begon een overgangsfase waaruit een heel ander Romeins Rijk zou voortkomen. Herodianus, die in Rome woonde tijdens de door hem beschreven gebeurtenissen, zag de aanzetten tot deze crisis.

Lees verder “Herodianus”

Nahr al-Kalb

Twee reliëfs aan de Nahr al-Kalb: Ramses II (links) en Esarhaddon (rechts)

Even ten noorden van Beiroet stroomt de Nahr al-Kalb (“hondenrivier”) uit in de Middellandse Zee. Het is een lieflijke vallei, waarin een mooie middeleeuwse brug een opvallend punt vormt, maar de monding is een wat rommelig geheel: een brug voor een autosnelweg, een hoop afval, een tunnel door een vooruitspringende rots, een tweede brug, een jachthaven, een flatgebouw.

Het is echter een leuk (zij het gevaarlijk) punt om, op weg van Beroet naar Byblos of Tripoli even uit te stappen, want zo’n beetje elk leger dat hier langs is gekomen, heeft er zijn naam in de rotswand achtergelaten. Als ik het goed heb geteld zijn er twee monumenten, één lege sokkel en tweeëntwintig inscripties in zeven verschillende talen. Interessant vond ik vooral de inschriften uit de tijd van de twee wereldoorlogen: de Arabische en Britse legers die in 1918 Damascus, Homs en Aleppo innamen; de Fransen en Britten die Beiroet bezetten; de Franse interventie in Arabisch Syrië; een monument voor het Franse garnizoen; een inscriptie om te gedenken dat in 1941 de Vrije Fransen de Vichy-Fransen verdreven; het begin van de Libanese onafhankelijkheid.

Lees verder “Nahr al-Kalb”

Alexander de Wereldheerser

Alexander de Grote (Bode-Museum, Berlijn)
Alexander de Grote (Bode-Museum, Berlijn)

Het gebeurt niet zo heel erg vaak dat mensen de hele wereld veroveren. Sterker, het is nog niemand gelukt. Zelfs Alexander de Grote, die een eind is gekomen, strandde uiteindelijk in de Punjab. Hij claimde echter wel de wereldheerschappij. En een goddelijke status. Een en ander was het logische gevolg van het feit dat Alexander al eerder een goddelijke vader, Zeus Ammon, had geadopteerd.

Zo kon het gebeuren dat de Macedonische generaals er steeds meer van uitgingen dat alle volken al aan de “heer van alles” waren onderworpen. Wie zich daar niet naar gedroeg, gold automatisch als opstandeling. Er is een bericht – helaas in maar één bron en dus onvoldoende gedocumenteerd – dat zelfs de Romeinen een gezantschap met eerbewijzen hebben gestuurd naar de zoon van Zeus.

Lees verder “Alexander de Wereldheerser”

Herodianos

caracalla_montemartini
Caracalla (Centrale Montemartini, Rome)

Ik had afgelopen week nogal veel werk op mijn bord, dus ik was kwetsbaar voor ziekte en dus – de Wet van Murphy zijnde de Wet van Murphy – liep ik in een forenzentrein tegen een virus aan. Ik zit nu al een paar dagen gedwongen thuis. Ik dood mijn tijd met de conversie van de Livius-website, die is ontworpen in een inmiddels verouderde opmaaktaal en al jaren achter de feiten aanloopt. Het converteren is geestdodend genoeg om voor een grieppatiënt ideaal werk te zijn.

Behalve dan dat ik nu Herodianos converteer, een van de aardigste auteurs uit de Oudheid en een belangrijke auteur over de regering van Caracalla. Leuk als Herodianos is, dwaal ik steeds af.

Lees verder “Herodianos”

Caracalla

caracalla_nmd3
Caracalla (Nationaal Museum van Denemarken, Kopenhagen)

“Wat heeft u toch tegen ambtenaren? Die lui dóen toch niks?” Het is maar een van de vele flauwe grapjes die worden gemaakt over de mensen die ervoor zorgen dat het beleid van onze democratisch gekozen bestuurders ook werkelijk wordt uitgevoerd. Zoals bij alle moppen is sprake van een karikatuur: de veronderstelde ambtelijke luiheid is niet groter dan die van degenen die in loondienst zijn bij het bedrijfsleven. Natuurlijk, er zijn gedemoraliseerde ambtenaren: ik heb ze ontmoet toen ik werkte op het archief van het ministerie van Volksgezondheid. Daar stond echter de enorme vaktrots tegenover van andere medewerkers, die ik eveneens ontmoette.

Nu was er ook iets om trots op te zijn. Het archief dat ik op dat moment beschreef, was dat van de subsidieverstrekking – en dat is verrotte interessant. Aan het begin van de twintigste eeuw gebruikte de rijksoverheid de subsidiegelden namelijk om de kruisverenigingen (de meestal op religieuze grondslag georganiseerde zorg-organisaties) aan te sporen tot grotere professionaliteit. Wie bijvoorbeeld een wijkverpleegster wilde aanstellen voor de tuberculosebestrijding, kon een tegemoetkoming krijgen in de kosten, mits was voldaan aan allerlei door het Rijk gestelde voorwaarden. Het was fascinerend te zien hoe zich, rond die subsidieverstrekking, een modern volksgezondheidsstelsel ontwikkelde.

Lees verder “Caracalla”

Tijdschrift

Caracalla (Centrale Montemartini, Rome)

Er zijn veel dingen om blij te zijn de laatste tijd. Zo werkte ik eergisteren de hele dag op het kantoor in Zutphen waar we Ancient History Magazine maken. Het eerste nummer groeit langzaam maar zeker. De eerste schets van de voorpagina is nu klaar, verschillende andere illustraties ook en de artikelen druppelen een voor een binnen.

Het debuutnummer gaat over antieke ontdekkingsreizigers, en ze zijn er allemaal: de expeditie van koningin Hatshepsut naar het land Punt; de Karthager Hanno, die tot aan Kameroen kwam; Herodotos, die een nieuw soort wereldkaart ontwierp; Pytheas van Marseille, die de Britse eilanden bereikte; Eudoxos, die ontdekte hoe je dankzij de moesson snel naar India kon varen; en Romeinse verkenners die langs de Wierookroute naar Jemen en langs de Nijl naar Zuid-Soedan reisden.

Lees verder “Tijdschrift”