
“Wat heeft u toch tegen ambtenaren? Die lui dóen toch niks?” Het is maar een van de vele flauwe grapjes die worden gemaakt over de mensen die ervoor zorgen dat het beleid van onze democratisch gekozen bestuurders ook werkelijk wordt uitgevoerd. Zoals bij alle moppen is sprake van een karikatuur: de veronderstelde ambtelijke luiheid is niet groter dan die van degenen die in loondienst zijn bij het bedrijfsleven. Natuurlijk, er zijn gedemoraliseerde ambtenaren: ik heb ze ontmoet toen ik werkte op het archief van het ministerie van Volksgezondheid. Daar stond echter de enorme vaktrots tegenover van andere medewerkers, die ik eveneens ontmoette.
Nu was er ook iets om trots op te zijn. Het archief dat ik op dat moment beschreef, was dat van de subsidieverstrekking – en dat is verrotte interessant. Aan het begin van de twintigste eeuw gebruikte de rijksoverheid de subsidiegelden namelijk om de kruisverenigingen (de meestal op religieuze grondslag georganiseerde zorg-organisaties) aan te sporen tot grotere professionaliteit. Wie bijvoorbeeld een wijkverpleegster wilde aanstellen voor de tuberculosebestrijding, kon een tegemoetkoming krijgen in de kosten, mits was voldaan aan allerlei door het Rijk gestelde voorwaarden. Het was fascinerend te zien hoe zich, rond die subsidieverstrekking, een modern volksgezondheidsstelsel ontwikkelde.
Je moet ingelogd zijn om een reactie te plaatsen.