Alchaudonios de Arabier

Een muilezel in Kyrene. Het dier wilde met me spelen. Ik overleefde de aanval.

Over de voor-islamitische Arabieren is de laatste jaren veel meer bekend geworden. Eén reden is de publicatie van tienduizenden inscripties op het Arabische Schiereiland. Wim Raven schreef er eerder over:

In de handen van specialisten zijn al die inscripties goud waard. Hele nieuwe talen worden er ontdekt (bijv. Safaïtisch), reeds bekende talen worden bekender, de ontwikkeling van diverse alfabetten is te volgen, handelsroutes en de verbreiding van stammen en staatjes over het schiereiland worden zichtbaar. Het is niet overdreven te zeggen dat de oude geschiedenis van Arabië door die inscripties geheel moet worden herschreven, inclusief het ontstaan van de islam.

Waanzinnig leuk natuurlijk maar vooral: de nieuwe kennis blijkt op allerlei onverwachte punten van pas te komen. Neem mijn reeks “Wat deed Julius Caesar vandaag 2069 jaar geleden?”

Lees verder “Alchaudonios de Arabier”

De hellenistische steden

De hoofdstraat van Apameia

Zoals zoveel zaken in de hellenistische tijd, was de gewoonte steden te stichten een voortzetting van een eerdere praktijk. De vader van Alexander de Grote, Filippos, was de stichter van Filippoi, terwijl drie Fenicische moedersteden Tripoli hadden gesticht. Dit zijn geen koloniën – sowieso een lastig begrip – want Filippoi en Tripoli verrezen niet overzee. Het waren volksplantingen in eigen land.

Het was, zoals zo vaak, Alexander die radicaliseerde. Het lijstje begint met Iskenderun in Turkije, Alexandrië in Egypte en Edessa in Turkije. In Afghanistan liggen Alexandrië in Arië (Herat), Proftasia, Alexandrië in Arachosië (Kandahar) en Alexandrië in de Kaukasos (Begram bij Kabul). Alexandrië aan de Oxos is identiek aan Kampyr Tepe in Oezbekstian. Het Verste Alexandrië is vermoedelijk Khojand. Nikopolis, Boukefala en Alexandrië aan de Akesines (Uch) liggen in de Punjab. Er lijken stadstichtingen te zijn geweest rond Karachi. Charax ligt in zuidelijk Irak. We ronden af met Alexandrië in de Troas in Turkije en Alexandrië in Margiana (Gyaur Kala in Turkemistan). Dit waren compleet nieuwe steden of sterk vergrote oudere dorpen.

Lees verder “De hellenistische steden”

De Tyche van Antiochië

Kopie van de Tyche van Antiochië (Vaticaanse Musea, Rome)

In het Griekse wereldbeeld was Tyche de personificatie van het geluk van een stad, een volk of een persoon. Volgens de dichter Hesiodos was het een godin en een dochter van Okeanos en Thetys. Twee eeuwen later beweerde Pindaros dat Zeus de vader was van Tyche. De Romeinen zouden de godin Fortuna noemen.

In de hellenistische tijd werd Tyche een steeds belangrijkere – of in elk geval: veel vereerde – godheid. De uitkomst van veel oorlogen leek van niets anders af te hangen dan het grillig toeval. Dichters en verhalenvertellers stelden haar inmiddels voor als de dochter van Hermes en Afrodite, terwijl andere auteurs haar verbonden met de cultus van Nemesis of de Agathos Daimon (“goede geest”). Soms werd ze vergeleken met de Anatolische godin Kybele of de Egyptische Isis.

Lees verder “De Tyche van Antiochië”

F4 | Het rijk van Fakhr-ad-Din

De nooit door Fakhr-ad-Din ingenomen Krak des chevaliers

[Voorlaatste blogje in een vijfdelige reeks over Fakhr-ad-Din Ma’n (1572-1635), de Druzische krijgsheer die een tijd woonde in Italië en de Levant zou hebben kunnen moderniseren. Het eerste blogje was hier.]

Staat in de staat

Dankzij de sympathie van Ahmet Pasha kon Fakhr-ad-Dins tweede regeringsperiode succesvol beginnen. Druzische groepen die zich tegen zijn broer Yunus hadden gekeerd, verontschuldigden zich. De sji’ieten verleenden hem steun in de oorlog tegen de Sayfa’s in het noorden, die al snel niet meer bezaten dan de Krak des Chevaliers. Dat hij die burcht niet kon innemen, is een van de weinige tegenslagen die Fakhr-ad-Din in deze jaren moest verduren. De havens van de Sayfa’s, zoals Byblos en Batroun, vielen wel in zijn handen, terwijl de noordelijk van Tripoli gelegen kuststrook in handen kwam van een van zijn bondgenoten.

Lees verder “F4 | Het rijk van Fakhr-ad-Din”

Alexander de Grote: de eerste veroveringen

Alexander de Grote: de Azara-herme is het enige tijdens zijn leven gemaakte portret. Nu te zien in het Louvre, Parijs.

Het is met Alexander de Grote zoals met elke biografie: we moeten beginnen bij de ouders van de gebiografeerde. Wie daar iets over weet, begrijpt de achtergronden van het leven waarover je begint te lezen. Zeker bij Alexander is nuttig te weten dat zijn vader Filippos koning was van Macedonië. Hij had dit achtergebleven gebied gemoderniseerd en veranderd in een sterke staat met een machtig leger. Dat hij al vroeg de goudmijn van Amfipolis had bemachtigd, hielp daarbij buitengewoon. Verder had hij een agressieve buitenlandse politiek gevoerd. Ik noemde zijn interventie in de Derde Heilige Oorlog al. Ieder jaar trok hij ten strijde, steeds keerde hij terug met buit en daar liet hij de Macedonische aristocraten in delen. De gouden voorwerpen in het archeologische museum in Thessaloniki zijn de erfenis. Simpel samengevat: externe expansie garandeerde interne consolidatie, waardoor een achtergebleven regio veranderde in een sterk koninkrijk. Kortom, een “vroege staat”, om de term van Hans Claessen te gebruiken.

Het begin van de oorlog

In 340 v.Chr. was een conflict ontstaan met de Perzen. Filippos zag een kans, zeker toen twee jaar later koning Artaxerxes III Ochos overleed. Een burgeroorlog tussen Artaxerxes IV Arses en de satraap van Armenië was het gevolg, met hier en daar lokale opstanden. Uiteindelijk zou de Armeense satraap onder de naam Darius III Codomannus de oorlog winnen, maar zover was het nog niet. Filippos stuurde zijn voorhoede dus naar Azië, maar hij werd vermoord voordat hij zelf kon vertrekken (336).

Lees verder “Alexander de Grote: de eerste veroveringen”

Nieuwe plannen

Faravahar, het zichtbare aspect van Ahuramazda (Persepolis)

[Voorlaatste deel van een achttiendelige reeks over de slag bij Issos (6 november 333 v.Chr.), waarin de Macedonische koning Alexander de Grote de Perzische heerser Darius III versloeg en de ondergang van het Achaimenidische Rijk inluidde. Het eerste deel was hier.]

Het veld van eer stonk naar uitwerpselen. Doden beheersen hun sluitspier immers niet. Toen de zon de volgende ochtend opkwam lagen de oevers van de Pinaros vol gesneuvelden, een enkele stuiptrekkende stervende, en hier en daar nog wat kermende gewonden, prooi voor honden en vogels. De Macedoniërs zagen eindeloos veel lichamen en het is niet vreemd dat sommige bronnen schrijven dat er wel honderdduizend Perzen waren gesneuveld. Terwijl soldaten probeerden enkele loslopende paarden te vangen en de verstijfde lijken ontdeden van harnassen, wapens en kostbaarheden, bekeek Alexander de strijdwagen van Darius, waarin deze de middag ervoor zijn mantel en boog had moeten achterlaten:

De wagen was aan weerszijden versierd met beelden van goden, vervaardigd uit goud en zilver. Schitterende edelstenen verfraaiden het juk daartussen, en twee gouden beelden van voorouders, elk een el lang, staken erboven uit, de een van Nabu, de ander van Marduk. Daartussen hadden ze een afbeelding van een gouden adelaar met gestrekte vleugels geplaatst. (Curtius Rufus, Geschiedenis van Alexander 3.3.16; vert. Daan Stoffelsen)

Lees verder “Nieuwe plannen”

De manoeuvres van Darius III

De manschappen van Darius III zullen wel in gevechtstenue zijn geweest en niet, zoals deze soldaten, in uitgaanstenue (Louvre, Parijs)

[Vijfde deel van een achttiendelige reeks over de slag bij Issos (6 november 333 v.Chr.), waarin de Macedonische koning Alexander de Grote de Perzische heerser Darius III versloeg en de ondergang van het Achaimenidische Rijk inluidde. Het eerste deel was hier.]

Zoals we gisteren zagen, was Alexander in het westelijk deel van Cilicië, terwijl Parmenion in het oosten was. Ondertussen probeerden de Perzische koning Darius III en zijn admiraal Farnabazos het Macedonische gevaar te neutraliseren met een dubbele aanval. Darius zou met een grote strijdmacht het leger van Alexander en Parmenion aanvallen en de Farnabazos zou in de Egeïsche Zee Alexanders terugtocht afsnijden.

Het Egeïsche krijgstoneel

De Perzische vloot had Chios en Lesbos al bezet. De logische vervolgstap was Tenedos, een eiland bij de ingang van de Hellespont. Hiervandaan vielen de aanvoerlijnen van het leger van Alexander af te snijden. Ironisch genoeg was het Farnabazos’ succes dat hem belette dit krijgsdoel te bereiken. Bijna alle Griekse eilanden in de Egeïsche Zee waren namelijk tegen de Macedoniërs in opstand gekomen. Het was daarom belangrijk dat de Perzen lieten merken hen te steunen. Daarom moest Farnabazos een eskader naar het zuiden sturen dat erop toezag dat de pro-Perzische partij overal de macht overnam. Farnabazos zelf ging naar Karië en Lycië (in het zuidwesten van het huidige Turkije) om andere steden te steunen in hun strijd tegen Macedonië: Kaunos, Telmessos en Halikarnassos.

Lees verder “De manoeuvres van Darius III”

Maës, de antieke Marco Polo (1)

De Eufraat (klik=groot)

Zoals de trouwe lezers van deze blog hebben gemerkt, vind ik het interessant te zien welke contacten er zijn geweest tussen de Romeinse wereld en het Verre Oosten. Helaas valt daarover weinig te weten. Van één reiziger kennen we echter zowel de naam als de toenaam. Deze antieke Marco Polo heette Maës, en werd ook Τιτιανóς genoemd, wat een weergave lijkt van de Romeinse naam Titianus.

Wie was Maës?

We weten weinig over Maës. Al onze informatie is indirect en komt uit de Geografie van de tweede-eeuwse Alexandrijnse geograaf Ptolemaios. Hij citeert het verloren gegane werk van een eerdere auteur, Marinus van Tyrus. Die had op zijn beurt in 114 na Chr. een boek gepubliceerd waarin hij onder meer vertelde over Maës’ expeditie naar het land waar de zijde vandaan kwam. Ptolemaios identificeert Maës als “een zoon van een koopman en ook zelf koopman”. Verder was Maës een Macedoniër, ofwel iemand met Macedonisch burgerrecht in een door een hellenistische vorst gestichte stad. Als hij Romeins burgerrecht had, hechtte hij er vermoedelijk weinig waarde aan. Anders had hij zich wel Marcus Titius Maesus genoemd of zo.

Lees verder “Maës, de antieke Marco Polo (1)”

Een nieuw-ontdekte Aramese tekst

Jacobus van Serugh

Ik kan me voorstellen dat u even niet paraat hebt wie Jacobus van Serugh was, dus ik praat u eerst even bij: een laatantieke bisschop die leefde in het grensgebied van het huidige Syrië en Turkije. Tevens dichter, theoloog en in 503, tijdens de belegering door de Sassanidische koning Kavad I, leider van de christenen in Amida. Volgens de dertiende-eeuwse historicus Bar Hebraeus componeerde Jacobus van Serugh 763 preken, die wel zo aardig zijn omdat ze zijn geschreven als gedichten. Daarvan zijn er 400 bewaard. De Libanese onderzoeker Khalil Alwan heeft de 401e ontdekt.

Vergeten Aramese teksten

Homilie #401 lag in een bibliotheek in Birmingham. In de Europese bibliotheken liggen namelijk letterlijk honderden Aramese, Armeense, Ethiopische en Koptische teksten onuitgegeven te zijn. Er zijn heus wel onderzoekers geweest die er naar omkeken, maar lange tijd beschouwden westerse geleerden de teksten van de oosterse kerken alleen als documentatie van ketterijen & dwaalleren. Jacobus van Serugh, die de Geloofsbelijdenis van Chalkedon afwees, kreeg dus niet de aandacht die Latijnse of Griekse kerkvaders kregen.

Lees verder “Een nieuw-ontdekte Aramese tekst”

Ugarit

Ugarit, Ontvangsthal van het Koninklijk Paleis

Het is tijd om het over Ugarit te gaan hebben, maar eerst wat context. Als De Blois en Van der Spek in het handboek waarover ik regelmatig schrijf, Een kennismaking met de oude wereld, de Late Bronstijd bereiken, typeren ze die periode mooi als een “concert der mogendheden”. Dat is normaliter de aanduiding voor de supermachten van de negentiende eeuw: Pruisen/Duitsland, Oostenrijk-Hongarije, Frankrijk, Rusland en Groot-Brittannië.

Uiteraard bestonden congresdiplomatie en theorieën over machtsevenwicht in de Oudheid niet. Ze zijn althans niet gedocumenteerd. Toch valt zoiets zinvol te projecteren op de situatie in de Late Bronstijd. Toen adresseerden de vorsten van Egypte, de Hittiten, Babylonië en Mitanni elkaar als “mijn broer” en beschouwden ze elkaar als gelijkwaardig, minimaal in theorie. Een brief van de koning van Mitanni aan een spuit-elf als de koning van Ahhiyawa, door de klerk per ongeluk begonnen met “mijn broer”, werd onverwijld verbeterd en voorzien van de juiste, lagere aanhef.

Lees verder “Ugarit”