Militaire termen in het Gallisch

De Gallische krijger uit Vachères (kopie uit het Museo nazionale della civiltà romana, Rome)

In 387 v.Chr. plunderde een groep Gallische krijgers Rome. Sindsdien zat de schrik er goed in bij de Romeinen. De Grieken hadden een soortgelijke ervaring met plunderaars in Delfi. Dat heeft de Kelten een reputatie gegeven van ontembaar oorlogszuchtige strijders. Niet helemaal onverdiend, maar het waren ook boeren en herders en kooplieden en vissers.

Desondanks is er reden om eens te kijken naar woorden in het Gallisch die verwijzen naar oorlogsvoering. Ik baseer me op het Dictionnaire de la langue gauloise van Xavier Delamarre. U hebt wellicht gezien dat ik al eerder blogde over de manier van reconstructie van het Gallisch, dat immers een dode taal is, over kledingstukken, over enkele plaatsnamen, over boerderijwoorden en nog wat andere woorden.

Lees verder “Militaire termen in het Gallisch”

Radbod (2)

1107 willibrordus_amsterdam_gevelsteen_d_v_hasseltssteeg_53
Willibrordus (Gevelsteen, Dirk van Hasseltssteeg 53, Amsterdam)

Ik heb vorig jaar de hele film Redbad uitgezeten en ik heb daarna het prachtige boek van Meeder en Goosmann met dezelfde titel gelezen. Dat er nog meer zinvolle dingen te vertellen zijn over de Friese heerser, toont Luit van der Tuuk in Radbod. Koning in twee werelden. In het vorige stukje gaf ik aan dat we Radbod moeten voorstellen als een rijke aristocraat met een grote schare volgelingen, die in tijden van oorlog leiding gaf aan soortgelijke aristocraten. Hij was een knoop in twee elite-netwerken, met aan de ene kant de Friese bewoners van het kustgebied, en aan de andere kant de Franken, die hem beschouwden als vazal.

Dat hij onder de Franken ook vijanden had, bleek in ca.689. De Franken hadden weer één koning, de Merovinger Theuderic III, met een capabele hofmeier, Pippijn van Herstal. Eén van hun taken was het herstel van de Frankische macht over het Nederlandse rivierengebied, dat in handen was gekomen van Radbod en waar de internationale handel financieel viel af te tappen. In de omgeving van Dorestad versloeg Pippijn Radbod. Die verloor het gebied van de Kromme Rijn, zodat Dorestad en Utrecht Frankisch werden. De Britse geleerde Beda de Eerbiedwaardige vermeldt het vervolg:

Lees verder “Radbod (2)”

Redbad (bis)

Onlangs bezocht ik Redbad, de vermoedelijk slechtste film die ik ooit zag. Niet eens meer “zó slecht dat het eigenlijk weer onderhoudend is” – gewoon echt slecht. Hoe het Productiefonds geld gegeven kan hebben aan deze draak, is een van de mysteriën van het subsidiecircuit, al wil ik geloven dat de makers een ander script hebben gepresenteerd dan ze uiteindelijk verfilmden. Hoe dat ook zij, ik schreef een blogstukje over het gebrek aan filmische kwaliteit van Redbad en dat had het einde moeten zijn.

Behalve dat een kennis me attendeerde op het boek dat de historici Sven Meeder en Erik Goosmann hebben geschreven over de Friese leider Radboud. (De naam “Redbad” is een moderne poging een Fries ogende naam te geven aan de man die in de middeleeuwse bronnen Radbodus heet.) Redbad. Koning in de marge van de geschiedenis bleek een aangename verrassing, niet alleen omdat het verhaal de moeite waard is, maar vooral omdat de auteurs de lezer serieus nemen en zich niet beperken tot het beruchte “dit zijn de feiten en daarmee moet u het doen” dat zo vaak doorgaat voor wetenschapscommunicatie. Ze vallen u ook niet lastig met een ellenlange literatuurlijst en zinloze voetnoterij, maar tonen in plaats daarvan, zoals het hoort, het wetenschappelijk proces. Ze schrijven:

Lees verder “Redbad (bis)”

Friezen en Franken (2)

Frankische mantelgesp (Koninklijke Musea voor Kunst en Geschiedenis, Brussel)
Vermogende Franken droegen mantelspelden als deze (Koninklijke Musea voor Kunst en Geschiedenis, Brussel)

In het vorige stukje behandelde ik, aan de hand van de boeken van Luit van der Tuuk, de Friezen: de bewoners van het gebied langs de Noordzeekust vanaf Walcheren tot de Deense istmus. Dit keer wil ik het hebben over de tweede groep in de Lage Landen: de Franken. Dit is een van de stamfederaties die in de derde eeuw na Chr. zijn ontstaan uit oudere stammen: de Amsivariërs langs de Eems, de Chattuariërs langs de Hase, de Chamaven in de Achterhoek. Archeologisch is er geen verschil met de bewoners van het oude Drenthe, waarvan we de naam niet kennen. Misschien hoorden de Tubanten er eveneens bij en gingen ook de Chauken en Friezen op in deze federatie toen zij in de derde eeuw het kustgebied verlieten en het binnenland introkken.

De nieuwe federatie heet, misschien wel naar een van de deelnemende stammen, de Saliërs, de “Salische Franken”.Er waren meer groepen Franken. Ook de oude Bructeren uit het Roergebied en de Chatten van het Taunusgebergte werden Frankisch genoemd.

In het midden van de vierde eeuw trokken de Salische Franken het Romeinse Rijk binnen. Generaal Julianus – de latere keizer – stond ze toe zich te vestigen in wat nu Brabant heet. Ze waren overigens niet de eersten: uit aardewerkstudies waarover ik al eerder blogde, weten we dat al in de derde eeuw mensen vanuit Drenthe naar het Scheldegebied verhuisden. Door deze migraties verschoof de Taalgrens naar waar ze nu ligt.

Lees verder “Friezen en Franken (2)”